top of page

De geschiedenis van de gitaar.

 

 

Tijdens mijn opleiding aan het Conservatorium van Alkmaar, nu alweer zo'n 25 jaar geleden, heb ik een methodiek geschreven waar de historie van de gitaar een onderdeel van uitmaakte. Onlangs heb ik dat hele pakket weer eens bekeken en besloot toen die teksten hier te publiceren. Of de historische feiten helemaal correct zijn laat ik graag in het midden, ik baseerde mij toendertijd op de boeken en andere documenten die ik in de verschillende bibliotheken aantrof. Aan de notities en correcties die in de originele tekst staan is te zien dat er nog veel aan gesleuteld is. De verschillende hoofdstukken worden hier van plaatjes voorzien, zodat aanschouwelijker is wat (en soms wie) er bedoeld wordt. Veel leesplezier.

 

Excuses aan allen die teksten van zichzelf herkennen. Helaas zijn de bronvermeldingen niet meer bij het werkstuk aanwezig. Verwijzingen naar websites en afbeeldingen zijn naar openbaar op internet te vinden plekken.

 

INLEIDING

Muziekinstrumenten zijn niet, zoals soms gedacht wordt, uitgevonden, maar na een lange periode van ontwikkeling geworden tot wat ze nu zijn. Het begrip uitvinding was de mens uit de oudheid vreemd: hij was zich niet bewust van het feit dat als hij op de grond stampte, of op zijn lichaam sloeg, in zijn handelingen de kiem van de eerste muziekinstrumenten lagen opgeslagen.

Alle hogere wezens drukken emotie uit door beweging, maar alleen de mens reguleert en coordineert die beweging. Hij is begiftigd met gevoel voor ritme en gaat in reactie op dat gevoel dansen, klappen en zingen. Pas later gaat hij de bijbehorende geluiden, of het geluid zelf opwekken. Muzikale schoonheid was aanvankelijk dan ook geen factor van betekenis. Melodische impulsen kwamen pas later, waarschijnlijk ontstaan na de ontdekking van herhaling, door het paarsgewijs rangschikken van bv. twee enigszins verschillende stampkokers. Meer melodische mogelijkheden ontstonden bij de (been)xylofoon, de grondciter, de grondharp en de muziekboog.

 

 

 

 

 

 

 

 

Een kenmerk van de ontwikkeling van muziekinstrumenten is, dat ze gaandeweg kleiner worden. Hierbij zijn ze wat mogelijkheden betreft vaak beperkt en de bespeelbaarheid is eenvoudig, waarna er een ontwikkeling plaats vindt naar grote mogelijkheden en bespeelbaarheid en vervolgens weer een vereenvoudiging van het instrument. Blijft een instrument in zwang, dan kunnen bespeelbaarheid en muzikale smaak de proporties weer doen toenemen.

 

Hoofdstukken:

DE OUDHEID

LUIT-ACHTIGEN: DE LUIT EN DE MANDORA / DE LANG-HALS LUIT / DE GITTERN / DE CITOLE

DE ZESTIENDE EEUW: DE LUIT / THEORBE EN CHITARONNE / MANDORA, PANDURINA, COLASCIONE EN ANGELIQUE / DE CITTERN / DE CETERONE / BANDORA EN ORPHARION / DE VIHUELA

DE GITAAR IN DE 16E EEUW

DE BAROK: DE ONTWIKKELING VAN DE 5-KORIGE GITAAR / BOUW EN CONSTRUCTIE / HET TIJDPERK VAN DE 5-KORIGE GITAAR / DE 5-KORIGE GITAAR IN ITALIE / DE 5-KORIGE GITAAR IN FRANKRIJK EN ENGELAND / DE 5-KORIGE GITAAR IN DE NEDERLANDEN EN DUITSLAND / DE 5-KORIGE GITAAR IN SPANJE

DE GITAAR IN DE 18E EEUW

DE ONTWIKKELING VAN DE GITAAR IN DE 19E EEUW: DE 6-SNARIGE GITAAR / ONGEWONE GITAREN

HET MODERNE INSTRUMENT: TORRES EN LATER

DE GITARISTEN VAN DE 19E EEUW; FERNANDO SOR / MAURO GIULIANI / ANDERE VROEG 19E EEUWSE GITARISTEN / TARREGA, EEN NIEUWE START

DE 20E EEUW: ANDRES SEGOVIA

BEGRIPPENLIJST.

 

Muziekboog zoals nog gebruikt in Afrika.

bottom of page